Lente. Eindelijk. Na weken van kou, regen en wind schijnt het zonnetje weer. Op een dromerige donderdagmiddag fiets ik met Anna voor- en Lina achterop naar huis.
Het is ongeveer tien minuten vanaf de opvanglocatie. Achter mijn rug hoor ik: ‘Oh dennenboom, oh dennenboom, wat zijn je takken wonderschoon.’ Het maakt Lina geen bal uit welk jaargetijde het is, kerstliedjes kunnen altijd.
We volgen het slingerende fietspad langs park Frankendael. Bij restaurant Merkelbach staat een schattig bruidspaar te stralen op het bordes. Een klassiek koppel, hij in lichtgrijs pak, zij een sneeuwwitte prinsessenjurk. Vier bruidsmeisjes blazen bellen in de blauwe lucht.
Het laatste stuk van de rit gaat langs De Nieuwe Ooster. Een historische begraafplaats in Amsterdam Oost. In de winter kijken we tussen de kale takken naar de kaarsjes die branden voor zij die niet meer bij ons zijn.
Het park is groter dan dertig voetbalvelden. Er staan prachtige heesters, rozen, oude kastanjes, eiken en magnolia’s. Vanaf ons balkon, de negende verdieping, heeft het iets weg van Central Park in New York, zeker nu er steeds meer wolkenkrabbers rond het Amstelstation worden gebouwd.
In de verte zie ik wat mensen wandelen met een enorme tros glimmende ballonnen, ze glanzen in de zon. Het ziet er vrolijk uit. Anna heeft ze ook gespot. ‘Mam, kijk! Zo gaaf! Er is feest!’ Lina stopt met zingen en probeert langs me heen te kijken wat er gebeurt. Nog een bruiloft? Is er iemand jarig? Als we iets dichterbij komen zie ik dat de stoet uit meer dan honderd man bestaat.
Vooraan zit een jonge vrouw, voorover gebogen in een rolstoel waar een klein, wit, hartvormig ballonnetje bovenuit steekt. De rolstoel wordt voortgeduwd door een oudere man. Haar vader?
Dan passeren we de menigte. Ik kijk opzij, naar de zittende vrouw, haar gezicht is strak, verstijfd, bleek en uitdrukkingsloos. Op haar schoot staat een klein, lichtbruin, houten kistje dat aan beide kanten van de rolstoel een beetje uitsteekt. Ze omklemt het alsof haar leven er vanaf hangt. Alles lijkt ineens in slow-motion te gaan. Geen verjaardag, geen feest. Ik hap naar adem en trap snel door.
‘Dood.’ Schiet er door mijn hoofd. ‘Dood. Dat mag niet. Dat kan toch niet? Zo net op aarde.’
We zijn bijna thuis. Voor het stoplicht waar we de Middenweg oversteken staan we lang stil. Anna kijkt naar me, ziet mijn natte wangen, en vraagt verschrikt: ‘Mam, wat is er?! Waarom huil je?’
Wat kan ik zeggen?
Ik weet het niet.
De waarheid? Die is te groot. Te wreed. Ik probeer te bevatten wat ik heb gezien.
We steken over, ik stap af, til Anna en Lina van de fiets en zet het ding aan de kant. Dan ga ik op mijn hurken zitten en kijk mijn twee moppies aan.
‘Dikke knuffel dames, ik heb een hele dikke knuffel nodig.’
Vier kleine armen hangen om mijn nek, ik adem nog even diep door en realiseer me hoeveel geluk ik hier vasthoudt.
Leven. We leven. En we hebben geen flauw idee hoe lang het duurt dus we kunnen er beter maar een feestje van maken.
Reacties
3 reacties op “Ballonnen”
Ontroerend mooi Mies! ??
Prachtig bewoord en zo mooi beschreven!! GEWELDIG ??
Jee ja….