Toen ik dertien jaar was wilde ik andere kleren dan mijn moeder voor me wilde kopen. We kregen een discussie. Ze vond dat zij mocht bepalen omdat zij betaalde. Ik vond van niet.
Dus.
Ik zocht een baantje zodat ik mijn eigen kleding kon kopen. Met al snel resultaat. Een bevriende hangjongere uit de buurt had vijf oudere broers waarvan er eentje een friettent runde in het winkelcentrum. Snackbar ‘De Luifel’. Ik werd aangenomen omdat de Baas van de snackbar een gulden per uur wel een goed bedrag vond voor een bijbaantje en ik nog geen idee had wat het woord onderhandelen betekende.
Ik bleek vrij goed in ‘Snackbarren’. Al gauw wist ik alles over friet, raspatat, berenklauwen, nasiblokken, kaassouflés, bamiballen, fijne en grove frikandellen, kika-stick (kalkoen), pikanto’s (pittige dikke frikandel) en eindeloze variaties hierop. Ik maakte de lekkerste pindasaus van Zoetermeer, stokte varkenshaas saté en frituurde er elk weekend vrolijk op los.
Na een paar maanden maakte ik ook het wekelijkse inkooplijstje. Het voelde alsof ik mijn eigen toko runde. Behalve op momenten wanneer de Baas langs kwam om uit te leggen hoe het moest, dan was ik het groentje. Hij had vele jaren ervaring in de horeca en overal wist hij wel iets van. Naar mijn bescheiden mening had hij vooral handigheid in mensen zo min mogelijk waar te geven voor zoveel mogelijk van hun geld.
Hij was zuinig, op alles. Zo hadden we een softijsmachine staan die elke week schoongemaakt moest worden. Dat was heel veel werk (tijd en dat kost geld) dus de Baas bedacht dat één keer per maand ook prima kon. Iets anders was het gekookte ei (kon je wel twee weken bewaren zei de Baas). Na anderhalve week begon het toch vreemd te ruiken als ik een eitje pelde en zo maakte ik mijn eigen houdbaarheidsregels. Als mensen een broodje tartaar vroegen waar ik bij twijfelde of het verstandig was om dat nog op te eten dan adviseerde ik ze om even iets anders te kiezen. Datzelfde deed ik bij de eitjes, de zelfgemaakte salades en het softijs. Verbazingwekkend (achteraf) dat mensen dit door kregen en zelf vroegen of de tartaar wel veilig was. Ieuw!
De Baas had naast de snackbar een pizza-bezorgdienst genaamd Pizzalijn Zoetermeer, volgens hem de eerste van Nederland, en een bar, een soort bruin cafe, Entre Nous. Het was een groot winkelpand met drie verschillende horeca-bedrijven. Iedereen die er werkte sprong wel eens bij in een ander gedeelte van de zaak als dat nodig was. Bestellingen aannemen van de Pizzalijn bleek niet heel ingewikkeld en een pizzabodem beleggen met tomatensaus en kaas lukte ook aardig.
Dat was allemaal tot daaraantoe. Nu komt er iets waarvan ik veel later pas begreep dat het vrij ongewoon was. Als puber heb je blijkbaar een heel ander beeld van de wereld.
Ik denk dat ik veertien was toen de Baas vroeg of ik een uurtje, op zondagmiddag, in het café wilde werken. De reden daarvoor weet ik niet zo goed. Ik gok dat de Baas vond dat ik er wel aardig uitzag en dat het goed was voor zijn klandizie. Een uurtje werd een middag en al gauw was ik vast lid van de barcrew. Bier schenken was minder intensief dan friet bakken, een mooie switch in mijn jonge loopbaan.
Ik schreef al dat het een soort bruin cafe was. Dat klopt. Het was een soort buurt-cafe. Van het soort waar je, als je niet uit de buurt kwam, beter niet naar binnen kon gaan. De vaste klanten hadden allemaal een bijnaam. Joop rol (zat in een rolstoel), Bolle Piet (had een dikke buik), Dick Beuk (van Beuk busreizen), Taxi Hans en Robbie Brillo…ja, precies.
Het klopte natuurlijk voor geen meter dat ik daar een beetje bier stond te tappen, dat begreep ik best. Het kwam regelmatig voor dat iemand het cafe binnenrende en riep: ‘Mies, je ouders zijn in het winkelcentrum!’ Dan rende ik snel naar de snackbar en wisselde van schort met degene die daar achter de frituur stond. Ladieda, niks aan de hand.
Er hing een bepaalde spanning in het café en er kwam een bepaald soort mensen. Mensen die bijvoorbeeld met een doos trainingspakken binnenkwamen die je dan voor tien gulden kon kopen. Geen bon, geen garantie, gewoon kopen en niet meer over lullen (dat soort woorden waren daar gebruikelijk en deze is dan nog netjes).
Ook waren er mensen die om twaalf uur, als de tent open ging, al stonden te wachten bij de voordeur. Ze kropen direct achter de gokkast en bleven tot sluitingstijd zitten. Het maakte niet uit of ze geld wonnen of verloren, ze bleven zitten tenzij al hun geld op was.
Dan waren er mensen die hele dagen met elkaar het spel ‘klaverjassen’ deden. Een keer per jaar was er een klaverjasmarathon, twaalf uur achter elkaar klaverjassen. Ik deed mee en heb zelfs een keer een kalkoen gewonnen.
Er was ook vaak ruzie. Wekelijks was er wel iemand die tijdens een uit de hand gelopen discussie iemand anders de hersens in sloeg. Vervolgens kwam de politie en gingen er een paar mee naar het bureau. Zo gek, om nu op terug te kijken. Het waren ook geen milde knokpartijen, voor zover die bestaan. Het ging er ruig aan toe. Ik moest wel eens bukken voor een rondvliegende asbak, er waren steekpartijen en zelfs een pistool op zak was daar niet abnormaal. Dan was ik ook wel eens bang dat het niet goed zou aflopen maar ik bedacht geen moment dat ik iets anders moest gaan doen. Dat kwam pas later.
Het was een andere wereld dan waarin ik nu leef. Nou ja, het was dezelfde wereld, ik had alleen andere vrienden. Het voelde echt als vrienden. Die getatoeëerde schilders, buschauffeurs, stratenmakers en mensen zonder baan of waarvan het niet helemaal duidelijk was wat ze deden om hun geld te verdienen. Ze waren stuk voor stuk jaren ouder dan ik maar het waren echt mijn vrienden. Misschien kwam het omdat ik geen aansluiting kon vinden met leeftijdgenoten op school. Die zich serieus bezig hielden met barbies en bromtollen. Dat was me te saai. Het moest wel een beetje spannend zijn allemaal. Nou, dat was het. Ik wist nooit wanneer de pleuris zou uitbreken maar wel dat het niet lang kon duren.
Hoe het verder ging?
Tja, ik werd ouder. Inmiddels was ik zeventien. Haalde wonder boven wonder nog een diploma en kreeg een baantje op een uitzendbureau waar ik andere mensen ontmoette. Ik ging steeds minder naar Entre Nous en merkte dat ze het een beetje raar vonden dat ik nu een ‘echte’ baan had. Ze vonden het, denk ik, een beetje overdreven, al die ambitie. Ik voelde me steeds ongemakkelijker als ik het café binnenstapte. Het was alsof de tijd stilstond daar. Geleidelijk aan kwam ik er steeds minder vaak. Vijftien jaar later ben ik nog een keer gaan kijken. Alles was zoals het altijd was geweest, de Baas, de friet, de pizza’s en de klaverjassers.
Reacties
2 reacties op “Friet, Pizza en Bier”
Ja Mies, met deze achtergrond kwam je bij mij..ik weet nog hoe je binnenkwam en je kwam inschrijven bij me (Target uitzendbureau). Wild meisje, wilde haren, ordi kleding, teveel oorbellen maar een open en innemende lach. Tijdens ons gesprek herkende ik al snel je intelligentie, je leergierigheid en je 'degelijke achtergrond'. Ik prikte er snel doorheen en wilde je dichter bij me hebben. Want jij wilde graag om! Weg uit die bende en weg van foute mensen.. Ik nam je aan. Wat werd je een kanjer op ons bureau! Helaas ontbrak het je aan opleiding waardoor je bleef hangen in assistent zijn. Je besloot het na een paar jaar bij ons anders aan te pakken. Je ging terug naar school..en hoe! De rest is geschiedenis. Trots op je, lieverd!! En ben blij met onze vriendschap. ?
Dankjewel lieve vriendin ❤ ik ben ook heel blij met onze vriendschap!