De laatste weken van de zomervakantie. Normaal gesproken gaat iedereen weer aan het werk maar bij het mediabedrijf waar Bart freelancet verschijnen steeds minder mensen in de studio. Het lijkt een willekeurig afvalsysteem waar niemand aan ontkomt.
Zondag
Bart is aan de beurt. Hij wordt langzaam witter. Door het aantal keer dat hij het toilet bezoekt denk ik even dat er een geheime toegangspoort verborgen zit naar het ministerie van magie. Dat is natuurlijk niet zo. Mijn fascinatie voor Harry Potter houdt geen enkel verband met de felle buikgriep die heerst. Ik probeer het een beetje luchtig te houden met wat tover-gedachten om de dag door te komen met drie kinderen voor wie vier weken vakantie ook voldoende was geweest.
Maandagochtend
Ik sta in de keuken en maak beslag voor pannenkoeken. Bart is thuis, slap als wat en te ziek om te werken. Julia, Anna en Lina spelen ‘schooltje’. Ze rennen door het huis (want de school gaat beginnen). Ik hoor een klap, alsof er iets of iemand flink valt en ik weet meteen dat het niks wordt met die pannenkoeken. Lina huilt hard. Ze loopt de keuken in. Het bloed druipt langs haar wang, haar broek is er rood en nat van. Ik haal diep adem en praat rustig met Lina die alweer gestopt is met huilen. Het is een snee, te diep voor een pleister.
Zieke Bart kleedt zich aan en we gaan naar de spoedhulp in het OLVG-ziekenhuis dat gelukkig om de hoek ligt. De verpleegkundige kijkt naar Lina en naar ons en ik zie dat hij zich een fractie van een seconde afvraagt of hij de vader of het kind moet behandelen. Het bloed op Lina’s wang is doorslaggevend. Binnen een uur is het gat dichtgeplakt en kan Bart weer naar bed.
Dinsdag en woensdag
Ik wacht ongeduldig tot ik verschijnselen van malaise bij mezelf ontdek. Zou ik er aan ontkomen? Als een generaal stuur ik commando’s naar iedereen in huis om handen te wassen en ik geef voorlichting over bacteriën en iets met besmetting. De zeep is niet aan te slepen.
Donderdag
Ik durf te denken dat alles onder controle is. Een gevaarlijke gedachte. Dat blijkt wanneer ik ’s avonds gerommel in mijn maag waarneem, alsof een percussiegroep zich deze ruimte heeft toegeëigend als podium voor een hele lange voorstelling.
Daarna is mijn grootste (en enige) zorg om op tijd vanuit bed naar de plee te rennen mét kots-emmer. Dat dus vierentwintig uur lang minstens een keer per uur. Een griep is een griep. Ok. Maar deze was behoorlijk mensonterend te noemen. Echt een vuile, valse. Met momenten waarop ik dacht:
‘Als het zo moet, als ik me zo moet voelen, laat dan maar, ik ga wel, doei!’
Nee, dan een vriendin die een paar jaar geleden op vakantie in Indonesië een zeer ernstige variant van dengue had opgelopen. Weken lag ze in het ziekenhuis, in haar eentje. We mogen blij zijn dat ze het heeft overleefd. Wat nou, griep in Nederland.
Vrijdag
Ik was er van overtuigd dat het zaterdag was. Het bleek vrijdag, Bart moest werken en instrueerde Julia om voor Anna en Lina te zorgen. Iets wat ze dankbaar op zich nam, stand-in-moeder. Tussen twee dromen door hoorde ik uit de woonkamer: ‘Als jullie nou niet ophouden, mogen jullie GEEN televisie meer kijken!’
Zaterdag en Zondag
Bart sleepte het drietal mee naar Nemo en het Scheepvaartmuseum, hij ruimde de schuur op, deed alle boodschappen, kookte een maaltijd én soep én plande een nieuwe datum voor onze klaverjasavond.
Ik nam me voor om vaker ziek te worden of om een keer ‘alsof’ te doen.
Zondagavond at ik een halve banaan en was ik er van overtuigd dat ik toch zou blijven leven.
Anna heeft de uitleg over ziekteverspreiding goed in haar oren geknoopt. Een week later wil ze nog altijd niet met me knuffelen. Als ze over een half jaar een griep krijgt weet ik exact wat ze gaat zeggen:
‘Dat komt door jou, mam, JIJ was ziek en nu heb IK het ook!’
Reacties
2 reacties op “Griepzooi en een gat in een hoofd”
Survivors ! Kinderen van je moeder !
Ha ha minder leuk onderwerp, maar wel leuk beschreven !