Na het teruglezen van mijn twee laatste blogs en opnieuw een migraine aanval besloot ik dat het wel goed kon zijn om even langs de huisarts te gaan.
We komen sinds een jaar of twaalf bij ‘De Dokter’. Een lange slanke man van midden vijftig, de rust zelve. Ik heb zelden iemand ontmoet die er zo ontspannen bij zit. Hij luistert altijd geduldig, knikt om te laten zien dat hij het heeft begrepen, stelt een paar vragen en geeft weloverwogen antwoord. (Ik zou er een voorbeeld aan moeten nemen…) Soms een medicijn of een doorverwijzing en soms een advies voor het leven. Hij heeft er meerdere malen voor gezorgd dat een dreigende crisis bij de familie Witkamp werd voorkomen.
De eerste keer was in september 2006, Julia was krap drie maanden oud, en wij waren GESLOOPT door het slaaptekort. Huilend van wanhoop en met baby J. (die zich van geen kwaad bewust was, de nachtvlinder), sleepten we ons naar de wachtkamer. Eenmaal in de onderzoeksruimte keek De Dokter eerst naar ons, vervolgens in de reiswieg en toen weer naar ons.
‘Hmm, eerste kind? Hoe oud is ze nu? Oh, drie maanden. Ja, met die kleine meid gaat het wel goed zo te zien. Met jullie wat minder geloof ik. Moe? Ja, ik begrijp het. Nou, mijn advies: Ga een weekje naar Texel.’
Huh? Een beetje verdwaasd dropen we af.
Eenmaal thuis waren we overtuigd. We moesten naar Texel. (Al was het alleen al omdat we geen alternatief konden bedenken zolang we ons in deze toestand bevonden.) We kregen een tip van een buurvrouw die iemand met een huisje op Texel kende en daar gingen we, eind september, de natste week van het jaar.
De eerste paar dagen, liepen volgens het baby-schema, om de drie uur melk. JA ook ’s nachts! Na een dag of vier was er een verschuiving. De eilandlucht deed ons goed. Julia sliep wat langer door en wij ook.
Tussendoor maakten we een ritje naar het ziekenhuis in Den Helder omdat ik dacht dat ik een ingeklapte long had. Die klapte namelijk al twee keer eerder, heel lang geleden, en ik wist ZEKER dat het nu weer aan de hand was. Na drie uur onderzoek en een scan was de conclusie van de arts: hyperventilatie. Om maar even aan te geven dat het niet zo goed met mijn inschattingsvermogen ging op dat moment.
We pakten de boot terug naar Texel en de laatste dagen brachten we door in stilte. Tijd om even stil te staan bij ons bestaan, ons prille gezinnetje en mijn gevoel dat de aarde totaal was verschoven onder mijn voeten. De zon scheen nog niet maar aan het einde van die week was er een klein lichtpuntje. Even in een andere omgeving geeft ruimte aan nieuwe gedachten.
Goed. Sorry. Ik merk dat ik behoorlijk ben afgedwaald maar het was nou eenmaal een bijzondere periode. De Dokter dus, die mij na het Texel-recept nog een keer of drie iets soortgelijks adviseerde, die Dokter.
In de wachtkamer was ik de enige op deze dinsdagmiddag. Ik hoorde de assistente praten:
‘Ja, ze heeft denk ik wat rust nodig. Deze vrouw cijfert zichzelf volkomen weg, ze heeft drie kinderen maar ze mag ook wel eens aan zichzelf denken. Ze wil het heel graag allemaal goed doen. Oh en ze heeft ook nog een baan. Ik denk dat ze er doorheen zit.’
Huh? Gaat dat over mij? Of is het een trend wat ik heb?
Ik las mijn lijstje met klachten voor aan De Dokter:
- vanaf januari vijf keer migraine
- twee keer voorhoofdsholteontsteking
- doorlopend verkouden
- moe
- weinig energie, zelfs bij het sporten
- duizelig, wazig zien (nieuwe bril?)
De Dokter keek naar het blauwe post-it papiertje.
‘Paste het er allemaal op?’ Gevolgd door een glimlach.
‘Tja, nou, ik dacht.. het zijn nu zoveel dingen, ik kom maar eens langs’
De Dokter observeerde me en stelde nog een paar vragen over de migraine, vroeg of ik goed sliep en of ik tijd voor mezelf had.
‘Ja, ik slaap prima. Tijd voor mezelf? HAHAHA, nee. Volgend jaar misschien, als Lina naar school gaat, kan ik een ochtendje in de week tennissen ofzo.’
‘Hmm’ zei De Dokter. ‘Het zou wel goed zijn als je dat nu al zou kunnen gaan doen. We kunnen ook even bloed laten testen maar we weten allebei dat daar hoogstwaarschijnlijk niets uitkomt hè?’
Nou kun je hier van alles van vinden maar ik word er blij van, van zo’n gesprek. Iemand die even tegen me zegt dat ik mezelf op de eerste plaats moet zetten, ongeacht of dat realistisch is in mijn hoofd. Niet volgend jaar, nee NU!
Opgelucht liep ik naar buiten. Ik belde Bart. (in tranen) ‘Ik ga niet dood maar ik moet wel een beetje rustig aan doen.’
‘Ja, dat kan niet,’ zei Bart.
‘Nee, dat dacht ik al,’ zei ik, ‘maar we gaan er wel iets op bedenken’.
‘Dat is goed liefje, we bedenken wel iets’.