Clubkampioen

Op het prachtige tennispark dat naast onze flat ligt zijn de jaarlijkse clubkampioenschappen zojuist voltooid.

Sinds een paar jaar volg ik tennisles in het zomerseizoen. Het is meer bezigheidstherapie dan dat het werkelijk iets oplevert omdat ik tot voor kort geen prioriteit stelde aan oefenen naast het lesgebeuren maar de afgelopen twee maanden heb ik meer ballen geslagen dan ooit. Door de quarantaine was de tennisvereniging gesloten, ik miste het op-de-baan-gevoel en ik besloot mijn racket fanatiek op te pakken als het hek van het park weer open zou gaan.

Vervolgens schreef ik me dapper in voor de clubkampioenschappen. Bij de singles was ik snel klaar. Een enkele partij 0-6, 0-6. Voor de niet-tennissers onder ons, dat is de zieligste score die je kunt halen, ze noemen dit ook wel een ‘bagel’. In dit geval een dubbele ‘bagel’. Ik verschuil me niet achter excuses. Mijn tegenstandster was ergens in de vijftig, speelde al een paar jaar competitie en sloeg een behoorlijke forehand en dat alles heel relaxt in een overzichtelijk tempo. Daar had ik heus iets tegen kunnen beginnen om een paar games aan mijn kant te krijgen. Wat gebeurde er?

De zenuwen.

Bij het overslaan van een balletje om te oefenen raak ik ze hard en plaats ik ze meestal binnen de lijnen. Mijn forehand is behoorlijk acceptabel en mijn backhand is meer dan behoorlijk. Mijn service is redelijk maar als ik hem in het vak krijg kijk ik verbaasd naar het resultaat en reageer ik als een naaktslak die voelt dat het gaat hagelen op de terugkeer van de bal. Dit allemaal hebben gezegd zou ik een redelijk pot moeten kunnen spelen in categorie acht. De laagste, voor wie dat lampje nog niet had gezien.

Zodra het iets van een wedstrijd weg heeft krijg ik de bibbers. Het serveren kan ik beter aan mijn zesjarige dochter Lina overlaten, ze slaat een strakkere bal dan ik op zo’n moment. Ik ga volledig mee met het tempo van de tegenspeelster. Rustige boogballen probeer ik op dezelfde manier te retourneren wat meestal resulteert in een uit-bal of eentje in het net.

Ik zou natuurlijk mijn eigen pittige backhand moeten slaan maar mijn hersenen vertellen me iets anders. Dit is een WEDSTRIJD! Je mag NIET falen. NU komt het er op aan!

Op zo’n moment spreek ik mezelf tegen. ‘Nou, nou hersenen, kom op zeg, ik sta niet op Roland Garros te spelen, het is gewoon een potje clubkampioenschappen, doe rustig!’ De stemmetjes in mijn hoofd protesteren direct: ‘Als je zo begint wordt het nooit wat met je, sla die bal terug, loser!’

Tijdens mijn interne discussie zijn we al weer vier (verloren) games verder en na afloop van de wedstrijd begrijp ik niet waar ik me zo druk om maakte. Ik heb er zelfs een goed gevoel over, het was een leuke sportieve wedstrijd en nou én, ik heb verloren.

Een paar weken na de singles zijn er dubbels. Ik speel in mijn categorie met Bart, mijn man. En omdat je in twee onderdelen in mag schrijven ga ik in de ‘zeven’ met vriend Omar, die eigenlijk een zes is. Ik probeer me voor te bereiden door alle tennisresultaten van onze tegenstanders te bekijken. Die bieden geen garantie voor de toekomst. Het geeft mij wel de gelegenheid een excuus te hebben voor het geval we van de baan geveegd worden. Het valt alleszins mee.

We spelen op zaterdag, de eerste dag van het toernooi. ’s Ochtends win ik met Omar in twee sets van een stel dat veel ervaring heeft. Ze slaan de ballen keurig terug maar vooral Omar laat zich niet afleiden en dat zorgt ervoor dat ik mijn hoofd er ook bij kan houden. ’s Middags speel ik met Bart tegen een vrolijk duo waar we in twee sets van winnen. 6-1, 6-0. Het voelt zo onwerkelijk dat ik de hele week op toernooi.nl kijk of het wel echt is gebeurd maar de cijfers zijn het bewijs en ik ben trots en blij.

Spelers op de club feliciteren ons. Ik geniet lang van de overwinningen want we spelen pas donderdag en vrijdag onze tweede wedstrijden dus kan ik zeggen dat we nog in het toernooi zitten. Ondertussen is er een klein grappig stemmetje in mijn oor ontstaan dat roept: ‘clubkampioen! clubkampioen!’ Een heerlijk gevoel en ik houd mezelf er graag even mee voor de gek.

Op donderdag speel ik met Bart tegen een jong stel. Even rekenen leert me dat ze net zo oud zijn als toen Bart en ik elkaar leerden kennen. Dat is bijna twintig jaar geleden. Ze zien eruit alsof ze ook mee kunnen doen aan de fashion-week én aan Holland’s Next Top Model, we noemen ze Barbie en Ken.

Barbie en Ken blijken niet alleen hip maar ook topfit en snel te zijn. Vooral Barbie beschikt over een service waar we niet doorheen komen. Gelukkig blijken ze enorm hartelijk en fideel. Het klinkt misschien eigenaardig maar ik verlies liever van mensen waar ik na afloop gemoedelijk een potje bier mee kan drinken dan van types die hoofdzakelijk komen om te tennissen. We verliezen in een fijne pot met 1-6, 3-6 en troosten onszelf met de gedachte dat zij waarschijnlijk volgend jaar een categorie hoger spelen dan wij.

Op vrijdag speel ik met Omar tegen De Muur. Die bestaat uit een dame die minstens een meter negentig is en een heer die twee meter aantikt. Wij zijn geen kleine mensen maar tegen De Muur voel ik me een kabouter. Het voelt af en toe alsof Omar in zijn eentje tegen twee tegenstanders speelt, ik doe mijn best maar ik heb te weinig versnellingen om erbij te kunnen blijven. De wedstrijd duurt desalniettemin een uur en drie kwartier waarin ik van ieder moment geniet. We slaan harde ballen, ik win een paar keer mijn eigen service en ik voel mezelf groeien in het spel. Omar motiveert me. ‘Kom op Mies, keihard doorslaan!’ Dat doe ik, met wisselend succes maar ik doe het! Het worden twee sets, 4-6, 4-6. De Muur wint uiteindelijk het toernooi in hun categorie. We hebben verloren van de winnaars. Een prettige gedachte.

Volgend jaar opnieuw een kans hoor ik mezelf zeggen. En in gedachten, heel zachtjes:

Clubkampioen…clubkampioen…


Geplaatst

door

Reacties

2 reacties op “Clubkampioen”

  1. Joost 'namens de JC' avatar

    Leuke verhalen, Mies. Is weer eens wat anders dan JC-mails lezen..!

  2. Mies avatar
    Mies

    Dankjewel Joost!