Op perron twee van het Amstelstation zie ik de moeder van een jongen uit Julia’s oude klas. Groep acht is pas drie maanden geleden maar het voelt als een eeuwigheid.
We wisselen hoe-gaat-het-met-die-van-jou uit. Julia kwam stuiterend de eerste weken door. Ze vond het fantastisch, maakte nieuwe vriendinnen maar was ook vaak misselijk, moe en had buikpijn.
Haar zoon ging met een handvol andere achtste groepers naar een middelbare school. ‘Zitten ze dan weer bij elkaar in de klas?’ vroeg ik.
‘Nee, ik heb er alles aan gedaan om dat te voorkomen’, vertelt de moeder.
‘Hoezo?’ vraag ik.
‘Nou’ zegt ze, ’toen ik naar de havo ging wilde ik perse in dezelfde klas waar mijn drie beste vriendinnen van de basisschool zaten. We hadden elkaar de hele vakantie niet gezien en al gauw bleek dat de andere meiden in een zomer volwassen waren geworden. Ik voelde me doodongelukkig maar wilde er wel bijhoren. Het hele jaar smeerde ik make-up op mijn gezicht, droeg korte rokjes en danste mee op Salt-N-Pepa muziek waarvan ik geen idee had wat ik stond te zingen terwijl zij precies wisten waar het over ging. Ik wilde nog touwtjespringen en knikkeren.’
Ze zucht, kijkt opzij en ziet haar trein aankomen. We kunnen het gesprek niet afmaken maar eenmaal in de metro laat ik mijn gedachten erover gaan.
Het hoeft toch niet te betekenen dat haar zoon hetzelfde overkomt? Het kan toch ook positief uitpakken? Je weet niet hoe het gaat. Hoeveel invloed heb je hierop?
Toen Julia naar groep drie ging werden alle kleuters opgedeeld in verschillende klassen. Ze kwam niet bij haar lievelingsvriendin Robin. Het leek mij niet zo’n probleem, ze ging vast nieuwe vrienden maken maar de moeder van Robin vond het heel jammer en vroeg de juf of Julia alsnog bij de klas van haar dochter kon.
Het mocht. Ze speelden daarna nog zelden met elkaar. In de samengestelde klas maakten alle kinderen nieuwe vrienden, zoals dat gaat. In groep vier kregen ze een juf die een paar weken na de start van het schooljaar thuis kwam te zitten, overspannen.
Een meester en een juf namen de kinderen onder hun hoede maar hadden de grootste moeite om de boel in het gareel te houden. Het lag aan de klas, volgens de leerkrachten. Deze kinderen waren druk, schreeuwerig en niet te handhaven. Er kwam een voorlichtingsavond, ouders waren boos, de directeur presenteerde een plan. De kinderen werden in kleinere groepjes verdeeld, de docenten werden gecoacht.
De rest van dat jaar bleef het rommelig en pas na de meivakantie werd het een beetje rustig.
Wat als Julia tóch naar die andere klas was gegaan, dacht ik. Daar waar nu niets aan de hand was, waar ze gewoon lekker aan het spelen en aan het leren waren.
Groep vijf verliep vlekkeloos, groep zes ook. De klas was bedaard, ondanks of dankzij de inzet van coaches en docenten. In groep zeven en acht kwam juf Patricia, toen kon het helemaal niet meer stuk. De beste juf van de school, die ze klaarstoomde voor het tienerleven.
Die andere klas, hoorde ik van ouders op het schoolplein, daar ging het in groep zeven en acht helemaal niet zo lekker. Verschillende visies van leerkrachten, onduidelijkheid bij de leerlingen over regels, en ruzies waren aan de orde van de dag.
Wat als Julia toch naar die andere klas was gegaan, dacht ik. Daar waar nu van alles aan de hand was. Terwijl ze eigenlijk lekker zouden moeten spelen en leren.